Germaanse talen zijn een tak van de Indo-Europese familie. Het is een van de meest gesproken talen ter wereld en is onderverdeeld in drie verschillende groepen. De eerste is West-Germaans, waarvan Engels, Nederlands en Duits deel uitmaken. Noord-Germaans omvat IJslands, Zweeds en Deens. Ten slotte is er het Oost-Germaanse, dat nu uitgestorven is. Onder degenen die de Oost-Germaanse dialecten gebruikten zijn de Bourgondiërs, de Vandalen en enkele andere verwante stammen.
Wat het aantal sprekers van deze talen betreft, staat Engels bovenaan met meer dan 450 miljoen sprekers. Daarna volgt het Duits met meer dan 98 miljoen sprekers. Op wereldschaal staat Engels op de derde plaats, naast Mandarijn en Spaans. Duits staat daarentegen op de 10e plaats.
Veel experts zijn het erover eens dat ondanks structurele en grammaticale verschillen, al deze talen op de een of andere manier verbonden zijn door een enkele streng of moedertaal. De reden voor hun mutatie in verschillende vormen is te wijten aan conflicten en verovering. Tijdens de eerste jaren van het opbouwen van een natie, toen landen hun grenzen begonnen te bepalen, namen ze één taal aan en ontwikkelden die uiteindelijk tot een vorm die inherent is aan de bevolking.
Ondanks de verschillen hebben deze talen veel gemeen. Hier zijn tien van de meest voorkomende overeenkomsten die deze talen delen.
1. De meest voor de hand liggende overeenkomst is waarschijnlijk hun oorsprong. Al deze dialecten zijn ontstaan uit één wortel. Vanuit dat ene punt hebben deze dialecten zich, door migratie, verplaatst en zijn ze uiteindelijk geëvolueerd tot verschillende versies. Deze gelijkenis is merkbaar in de uitspraak. Bovendien gebruiken sommige Germaanse talen nog steeds dezelfde woorden om een bepaald ding te beschrijven. Deze gelijkenis kan worden toegeschreven aan hun gemeenschappelijke oorsprong.
2. Werkwoordvervoeging. Dit is een andere overeenkomst als het gaat om Germaanse talen. Als het aankomt op werkwoordvervoeging, is er een bepaald verschil bij het gebruik van “zwakke” en “sterke” werkwoorden. Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die bij gebruik de stam van het werkwoord veranderen. Zwakke werkwoorden daarentegen maken gebruik van de techniek die ’tacking on its ending’ wordt genoemd. Experts hebben erop gewezen dat deze veranderingen in klinkers kunnen worden onderverdeeld in bepaalde klassen met hun unieke verschillen. Toch is dit onderscheid niet systematisch of regelmatig.
3. Grammatica. Alle Germaanse talen hebben ook overeenkomsten als het gaat om hun zins- en woordstructuur. Ze hebben allemaal dezelfde drie elementen: de stam, de verbuiging en het stamvormend achtervoegsel. De stam drukt de lexicale betekenis uit. De verbuiging, ook wel uitgang genoemd, laat de grammaticavorm zien. Het stamvormend achtervoegsel fungeert als een indicator van het stamtype. Ze delen ook dezelfde synthetische stroom in vormopbouw, wat betekent dat grammaticale betekenissen worden uitgedrukt door de woordvorm te veranderen in plaats van hulpwoorden te gebruiken.
4. Alfabet. Hoewel de Germanen meestal analfabeet zijn, waren sommigen van hen in staat om hun eigen unieke schrijfsysteem te ontwikkelen. Elk heeft een eigen stijl die runen wordt genoemd. Alle vroege stadia van de geschreven Germaanse talen kwamen voort uit deze runen. Met de uitbreiding van het Romeinse Rijk werd later in veel van deze stammen en landen het Latijnse alfabet ingevoerd.
5. Fonetiek. Een gemeenschappelijke overeenkomst van alle Germaanse talen is de sterke klemtoon op de eerste stamlettergreep. Deze klemtoon wordt gebruikt om de lettergreep te benadrukken, die het belang van het semantische element draagt. Dit zou later evolueren naar het gebruik van onbeklemtoonde lettergrepen, wat de drastische verandering in termen van het grammaticale systeem aangeeft.
6. Klinkergradatie. Dit staat technisch bekend als Ablaut. Het is een spontane en volkomen onafhankelijke verandering van klinkers. Het gaat om de herziening van de stamklinker. Dit wordt voornamelijk gebruikt om een bepaalde grammaticale vorm of betekenis van het woord aan te geven. In wezen krijgt een woord een heel andere betekenis door de klinkers te veranderen.
7. Drie-seksen-systeem. Dit is ook een wijdverspreide overeenkomst die bijna alle Germaanse talen delen. Ze hebben allemaal een drie-gender-systeem in bijvoeglijke naamwoorden, zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden. Deze geslachten zijn mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Er zijn echter een handvol uitzonderingen, vooral op het vasteland van Scandinavië, waar dit drie-geslachtssysteem is gereduceerd tot een gewoon onzijdig onderscheid.
8. De wet van Grimm. Al deze talen vertonen tot op zekere hoogte manifestaties van de Wet van Grimm. Dit betekent dat ze allemaal het gebruik van medeklinkers hebben veranderd. Deze veranderingen resulteerden in het ontstaan van een unieke fonologiestructuur die gebruikelijk is in deze talen. Deze wet staat ook bekend als de Eerste Germaanse Geluidsverschuiving of de Regel van Rask, genoemd naar een van de voorstanders Rasmus Rask.
9. Klinkerkwaliteiten. Hoewel het Engels slechts vijf representatieve klinkers heeft, zijn het aantal uitspraken die deze klinkers creëren veel meer dan vijf. In de meeste Engelse dialecten zijn er meer dan tien klinkerklanken. Andere talen delen deze unieke eigenschap ook. Zweeds telt meer dan 17 verschillende klinkers. Zowel het Nederlands als het Duits hebben ongeveer 14 klinkerklanken, terwijl het Deens ongeveer
10. Woordvolgorde. Alle Germaanse talen hebben dit gemeen. Wat de woordvolgorde betreft, moet een werkwoord voorafgegaan worden door een bijwoordelijk element, bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord. Bovendien moet het onderwerp altijd volgen op een vervoegd werkwoord. Hoewel dit helemaal niet voorkomt in de Engelse taal, wordt deze regel meer geaccepteerd door andere Germaanse talen.